Hoogbegaafde leerlingen in je pianoles: een praktijkgerichte handleiding

door Hester Lenaerts
Dit artikel verscheen in Piano Bulletin, 2025, nr. 2, pp. 40-50. Piano Bulletin verschijnt drie keer per jaar en wordt uitgegeven door EPTA Nederland, vakvereniging voor pianodocenten.
Inleiding
Toen ik pas afgestudeerd was, gaf ik privépianoles aan een klein aantal leerlingen. Daarnaast kwam ik als leraar muziek ook in het deeltijds kunstonderwijs (DKO)[1] terecht. Maar na korte tijd werd me duidelijk dat ik daar niet op mijn plaats zat als leraar. Er was weinig ruimte voor de individuele noden van een leerling, de groepen waarmee ik werkte waren soms wel erg groot en de druk van examens maakte dat niet iedere leerling kon leren en functioneren op zijn/haar tempo. Al snel breidde ik mijn privélespraktijk voor pianolessen uit, waarin ik meer ruimte had en een individueler traject per leerling kon uitwerken.
Ik ontwikkelde een eigen manier van lesgeven, die wat afweek van de manier waarop in het DKO wordt lesgegeven en dus ook van wat ik tijdens mijn lerarenopleiding had geleerd. Daarmee had ik succes bij veel leerlingen, maar uiteraard niet bij alle leerlingen. Hen verwees ik dan ook graag door naar een collega-privéleraar of naar het DKO.
Enkele jaren geleden werd bij onze zoon een sterk vermoeden van hoogbegaafdheid gesignaleerd. We zochten naar aanpassingen in het onderwijs, activiteiten die hem uitdaagden, sociale interacties die voor hem wel werkten, enz. Ik volgde ook enkele opleidingen rond hoogbegaafdheid en herkende heel wat bij mezelf. Op dat moment was ik al een tiental jaar aan het lesgeven, en viel me op dat ik naar alle waarschijnlijkheid ook heel wat hoogbegaafde leerlingen in m'n pianoklas had. Mijn manier van lesgeven bleek voor hen vaak goed te werken, en door de opleidingen die ik volgde kon ik ook verbanden leggen tussen theoretische kaders rond hoogbegaafdheid en mijn manier van lesgeven.
Dit artikel heeft niet tot doel om een volledig theoretisch en wetenschappelijk onderbouwd kader rond hoogbegaafdheid te geven. Dat is terug te vinden in het artikel van Sonja Hoving en Karin van Toor in Piano Bulletin 2017/1[2]. Ik wil hier eerder inzoomen op concrete situaties in mijn lespraktijk, daarover een kader geven om deze beter te kunnen begrijpen en plaatsen en vooral praktische tips aanreiken om de leerling in kwestie zo goed mogelijk te begeleiden. Deze groep leerlingen is soms iets moeilijker te doorgronden en heeft vaak een ietwat andere aanpak nodig, die soms haaks staat op wat we zouden verwachten als meest voor de hand liggende oplossing.
Hoogbegaafd is meer dan enkel een cijfer
Omdat dit niet helemaal zonder een theoretisch kader kan, ga ik daar kort mee van start. Volgens de definitie ben je hoogbegaafd vanaf een IQ van 130. IQ is meetbaar met een test, maar zo'n test is een momentopname. Het resultaat kan negatief beïnvloed worden door veel factoren, zoals het moment waarop de test afgenomen wordt, de afnemer van de test en diens relatie met diegene die de test aflegt, de context waarin de test afgenomen wordt, het type test dat gebruikt wordt, enz. Observaties tijdens het afnemen van de test zijn dan ook erg belangrijk, zo niet belangrijker dan het resultaat van de test zelf.
Hoogbegaafdheid is vaak ook veel meer dan enkel een hoog IQ, maar enkel het IQ is meetbaar. Er zijn heel wat karaktereigenschappen die terugkomen bij veel hoogbegaafden, al bestaat er ook niet zoiets als 'de hoogbegaafde'. Er zijn immers veel individuele verschillen tussen hoogbegaafden, zelfs in het geval dat het IQ min of meer gelijk is.
Testen is in veel gevallen ook niet per se noodzakelijk. In mijn leerlingenbestand zijn er slechts enkelen bij wie hoogbegaafdheid bevestigd is door een test, bij velen gaat het om een sterk vermoeden. En ook: 130 zie ik niet als een arbitraire grens. Een leerling met een IQ van 127 kan bijvoorbeeld ook meer gebaat zijn met de aanpak die ik zou hanteren bij een hoogbegaafde leerling en vice versa. Het gaat immers om het zo goed mogelijk ondersteunen en begeleiden van leerlingen en niet om het diagnosticeren en labelen. Lesgeven mag geen lopende-bandwerk volgens een vast stramien zijn, maar blijft een proces dat aangepast moet worden aan het individu.

Figuur 1. Slechts een klein deel van de bevolking is hoogbegaafd, maar de leerlingen in muziekonderwijs zijn meestal geen dwarsdoorsnede van de maatschappij, dus de aantallen liggen hier allicht anders. Bron: https://l-atent.be/hoogbegaafdheid/.
Het hoofd en de vingers
Een van de meest opvallende situaties bij hoogbegaafde leerlingen is voor mij het verschil tussen theorie en praktijk. In de les merk ik dan dat ze heel goed weten wat er verwacht wordt, welke noten er staan, hoe ritme en metrum in elkaar zitten. Maar ze slagen er dan niet in om dat ook uit te voeren. Zelfs na een week thuis oefenen lukt dat nog steeds niet, ook al lijkt de opdracht voor ons als leraar erg eenvoudig. Het hoofd is mee, de vingers (en de rest van de motoriek) nog niet. De leerling raakt gefrustreerd. Voor sommigen kan dit net de motivatie zijn om meer te oefenen zodat het toch lukt, maar dit type leerling slaagt daar op een of andere manier vaak niet in. Als leraar merk je dan een groot potentieel op, maar "er komt niet uit wat erin zit" en dat is ook voor ons frustrerend.
Vaak komt dit doordat de hoogbegaafde leerling (nog) niet ervaren heeft dat niet alles vanzelf gaat en je normaal gezien moet oefenen om iets (goed) te kunnen. In het dagonderwijs ligt de focus vaak op kennisoverdracht en wordt leerstof die aan bod komt zo aangeboden dat een normaal begaafde leerling die kan opnemen en verwerken. Vaak wordt hierbij ook al rekening gehouden met leerlingen die wat zwakker dan gemiddeld zijn en is er veel herhaling, oefening en toepassing van de leerstof. De leerkracht wil immers dat alle leerlingen de stof begrijpen en beheersen, en hanteert daarvoor het tempo van de traagsten. Hierdoor heeft een hoogbegaafde leerling vaak al alle leerstof verwerkt tijdens de les en moet hij/zij daarbuiten weinig of niet extra studeren of herhalen, in tegenstelling tot de meeste andere leerlingen uit de klas.
In de pianoles kan dit dus voor veel frustratie zorgen. Want plots is enkel opletten in de les is niet meer voldoende. Het studeren thuis wordt even belangrijk en zo niet belangrijker dan het opnemen van nieuwe leerstof tijdens de les. Maar een hoogbegaafde leerling gaat dit ervaren als een gebrek, als falen, als dom zijn, want het lukt niet meteen. Ook voor ons als leerkracht kan dit een valkuil zijn. Omdat het niet lukt zouden we kunnen denken dat de leerling dan toch niet zo slim is en toch niet zo vlot leert als eerst ingeschat, dat de leerling geen aanleg voor piano of muziek heeft, dat de leerling motorisch zwak is of dat de leerling van slechte wil is en niet wil oefenen. Maar we kunnen van een leerling niet verwachten dat die gaat oefenen, als die niet weet wat oefenen is en dit nog niet eerder heeft moeten doen om iets te kunnen.
Oefen oefenen
Het is dan ook belangrijk om aan hoogbegaafde leerlingen uit te leggen wat oefenen is, waarom dat belangrijk is en om hen daarbij goed te begeleiden. Dit kan door op een eenvoudige manier te bespreken hoe neurologische processen werken, waarom het belangrijk is dat speelbewegingen geautomatiseerd worden, welke oefenstrategieën je kan gebruiken, dat falen ook bij het leerproces hoort, dat we streven naar een zo goed mogelijke uitvoering maar dat perfectie niet bestaat, enz.

Figuur 2. Om de werking van ons brein en oefenen uit te leggen, gebruik ik vaak de metafoor van een veld met hoog gras. Als je één keer door dat veld stapt, ga je het gras plat trappen maar veert dat meteen daarna weer recht. Als je steeds dezelfde route door dat veld neemt, blijft het gras na verloop van tijd plat liggen, verdwijnt het op den duur zelfs helemaal en vormt er zich een weg. Afbeelding gegeneerd via https://deepai.org/.
Voer dit gesprek op maat van het ontwikkelingsniveau van de leerling en kijk niet naar zijn of haar kalenderleeftijd, aangezien hier bij hoogbegaafde leerlingen vaak sprake is van een (soms zeer grote) discrepantie. Betrek ook zeker ouders bij deze uitleg, zodat ze er thuis verder op kunnen inpikken wanneer het oefenen daar moeilijker loopt. En benadruk dat het 'doen' belangrijker is dan het resultaat.
In mijn eigen lespraktijk zet ik bij alle leerlingen - en niet enkel bij de cognitief sterkere - in op een goede oefenroutine. Want iedereen heeft baat bij regelmatig en efficiënt oefenen. Ik bespreek met hen (en bij jonge kinderen ook met de ouders erbij) waar de piano in huis staat en of die zichtbaar en vlot bereikbaar is, of er een vast moment op de dag is waarop geoefend wordt of dat het oefenen eerder spontaan gebeurt (en dan ook effectief gebeurt), of de interesse en betrokkenheid van huisgenoten een motiverende factor kan zijn in het oefenen en op welke manier we die eventueel kunnen inzetten, of een extrinsieke motivatie kan helpen om doelgerichter te oefenen (zoals bijvoorbeeld een concert of het vooruitzicht om samen met een vriend/vriendin te musiceren). Ik vertel ook over mogelijke oefenstrategieën, pas deze toe in de les, vraag leerlingen om er thuis verder mee te experimenteren, totdat we een toolbox aan oefenstrategieën hebben die voor de leerling in kwestie goed werkt. Kortom, de eerste maanden dat ik met een nieuwe leerling werk, zet ik vooral in op het tot stand brengen van een goede en efficiënte oefenroutine aan de hand van de vraag "op welke manier kan muziek en pianospelen deel gaan uitmaken van het dagelijkse leven van deze leerling".

Figuur 3. Bij jonge kinderen heeft de oefenbingo hier een groot succes. De ietwat gekke opdrachten zetten aan om thuis op een originele en niet voor de hand liggende manier te gaan oefenen. Ik nodig die leerlingen ook uit om zelf opdrachten te bedenken die op de bingo zouden kunnen en passen bij hun eigen oefensituatie, zodat de bingo gepersonaliseerd kan worden en nog meer aanspreekt, of specifiek ingezet kan worden voor bepaalde aspecten in het oefenen die passen bij die leerling op dat moment.
Technische of muzikale vooruitgang zijn in mijn ogen tijdens die fase minder prioritair, maar daarom zeker niet onbestaand. Er is wat dit betreft geen blauwdruk die voor iedere leerling werkt. Het is maatwerk aangezien ieders situatie uniek is en hierop ingespeeld moet worden. Het is niet mijn bedoeling om een leerling aan te passen aan een systeem, maar om een systeem te zoeken en aan te passen totdat het werkt voor de leerling in kwestie.
Faalangst en mindset
Mindset[3] is een belangrijke factor in een leerproces, ook bij piano leren spelen. Een groei-mindset geeft je het vertrouwen dat kennis en kunde geen vaststaand feit is, maar dat je hier zelf invloed op hebt. Je kan je openstellen om nieuwe kennis en vaardigheden op te doen en vertrouwt op het proces. Daar tegenover staat een vaste mindset, waarbij je gelooft dat kennis en kunde vaststaat en onveranderlijk is. Als je ergens voor moet oefenen of je moet je inspannen, ben je dom en gaat het je toch niet lukken.
Door het gebrek aan uitdaging op school (zie hoger) zitten veel hoogbegaafde leerlingen vast in een vaste mindset. En dat is uiteraard niet handig bij het leren pianospelen. In hun redenering lijkt een nieuw stuk dan groot en onhaalbaar, is opsplitsen in tussenstappen falen, toont moeten oefenen aan dat je dom bent en wil het besef dat een nieuw stuk voor iedereen een opgave is maar niet doordringen.
Ik spreek vaak over mijn eigen ervaringen in dat geval. Zo geef ik aan dat ook ik hetzelfde werk moet doen, hetzelfde proces moet afleggen, nog steeds tussenstappen moet nemen en vooral regelmatig moet oefenen om dat nieuwe stuk in de vingers te krijgen. Het enige verschil is dat mijn nieuwe stuk moeilijker zal zijn dan het stuk waar zij op dat moment aan werken, maar ik speel dan ondertussen ook al bijna 30 jaar piano. Je gaat aan een achtjarige ook geen integralen voorleggen, of de maaltafel van 2 aan een vijftienjarige. Ieder werkt op zijn of haar niveau. Maar het 'werk' blijft voor iedereen hetzelfde.
Het is ook belangrijk om de inspanningen en het proces te benadrukken, en minder te focussen op het uiteindelijke resultaat. Dat resultaat komt immers vanzelf wel in orde als inspanningen en proces logisch en efficiënt gebeuren. Je kan dit doen door procesgerichte feedback te geven tijdens de les, maar ook bij het opstellen van wat en hoe thuis oefenen. "Zorg dat je de linkerhand perfect kan spelen" benadrukt het doel, maar "Speel de linkerhand dagelijks drie keer, en die moeilijke maat aan het einde nog tweemaal extra" gaat dan weer meer over het proces.

Figuur 4. Tekening van een vijfjarige leerlinge met van links naar rechts de 'makkieballon', 'leerballon' en 'bangballon'. Met een vaste mindset zou het niet mogelijk zijn dat iets wat in de bangballon zit ooit in de makkieballon terecht kan komen. Maar ze leerde aan de hand van deze metafoor dat door tussenstappen en oefenen bepaalde moeilijke aspecten kunnen verhuizen van de bangballon naar de leerballon en dan verder naar de makkieballon.
Op dit moment werk ik met een volwassen leerling die erg worstelt met faalangst en uitstelgedrag. Tijdens de les waak ik er extra over dat alles wat ze speelt en van haar verwacht wordt, ook voor haar als haalbaar aanvoelt. Aan het einde van de les maken we letterlijk een to-do-lijstje met procesgerichte opdrachten om thuis te oefenen. Ook al is dat voor mij erg tegenstrijdig. Want ik wil niet dat leerlingen zichzelf leren evalueren tijdens het oefenen aan de hand van de vragen: "Was dit goed? Waar liep het mis? Hoe kan ik dat oplossen? Waarom speel ik dit nog een keer?" Die vragen werken bij haar dus niet op dit moment, ze oordeelt (te) sterk over hetgeen ze speelt en vindt dan niet meer de moed, energie en motivatie om verder te proberen. Vandaar dat we nu focussen op het proces, zodat ze kan ervaren dat het gewoon doen de belangrijkste stap is om tot succes te komen. Heeft ze die ervaring eenmaal opnieuw, dan ben ik ervan overtuigd dat de to-do - lijst die we samen opstellen alsmaar minder belangrijk wordt en ze terug zelf de leiding kan nemen in haar oefenproces en dat ook zelf kan evalueren en bijsturen.
Een valkuil bij mindset-problemen is om meteen repertoire en oefeningen aan te bieden die te makkelijk zijn voor de leerling. Het is uiteraard een goedbedoelde poging om snel succes te ervaren, maar het kan de leerling ook afstompen. De leerling kan het gevoel krijgen dat hij/zij onderschat wordt in zijn/haar capaciteiten, of redeneren dat de muziek te makkelijk is om er ook maar even tijd en aandacht aan te besteden. En dat lost ook niet veel op. Het is dus geen eenvoudige evenwichtsoefening om repertoire te vinden dat noch te moeilijk of te makkelijk is. Ik kader hierbij vaak naar de leerling met welk doel ik bepaald repertoire uitkies. Vaak helpt dit om er gemotiveerd(er) mee aan de slag te gaan en helpt het ook om gerichter te oefenen.
Top-down leren
Een ander veelvoorkomende situatie in de les is dat, wanneer ik in kleine gestructureerde stappen bepaalde theoretische concepten uitleg, de leerling niet kan volgen of niet begrijpt waar het over gaat. Bijvoorbeeld starten met het lezen van twee of drie verschillende noten, het uitleggen van een vierkwartsmaat, de opbouw van de grote tertstoonladder, … Ook al probeer ik om dit zo helder mogelijk te doen en met veel tussenstappen te werken, sommige leerlingen slagen er niet in om dit te begrijpen en te verwerken.
Deze aanpak wordt bottom-up genoemd: we beginnen met een kleine eenvoudige cel, en voegen daar stap voor stap uitbreidingen aan toe. Voor hoogbegaafde leerlingen werkt dit meestal minder goed of zelfs helemaal niet, zij zijn meer gebaat met een top-down aanpak. Daarbij wordt meteen het grotere geheel voorgesteld, om van daaruit kleinere aspecten te gaan bestuderen en oefenen. Concrete voorbeelden hiervan op muzikaal vlak kunnen zijn:
- meteen het hele elflijnige notatiesysteem aanbrengen in plaats van noot per noot te werken;
- het geheel van notenwaarden en tijd voorstellen en niet enkel vierde en achtste noten;
- niet enkel een kwartsmaat uitleggen maar deze meteen vergelijken met een maat in achtste of halve noten;
- toonladders niet beperken tot onze westerse tonaal-functionele harmonie.
Het oefenen gebeurt daarom niet noodzakelijk met dat volledige geheel, maar het is wel belangrijk om dat volledige geheel te kaderen zodat de leerling het overzicht blijft behouden en weet waar je uiteindelijk naartoe werkt. Voor een hoogbegaafde leerling kan iets eenvoudigs erg complex lijken, terwijl die vaak minder moeite heeft met het begrijpen van complexere structuren of lesinhoud.

Figuur 5. Dit materiaal ontwikkelde ik zelf om het elflijnige systeem in z'n geheel te kunnen uitleggen. Het rode dopje stelt een noot voor die kan gaan bewegen over beide notenbalken. Het potloodje is de hulplijn tussen beide notenbalken in. Je kan demonstreren hoe muzieknoten stapsgewijs hoger en lager gaan, de leerling dit ook zelf laten doen en er verdere opdrachten en spelletjes bij verzinnen. Bij mooi weer teken ik beide notenbalken ook met krijt op de stoep waarbij de voeten van de leerling tussen de lijnen van de notenbalk passen, zo kan de leerling zelf de noot zijn die naar omhoog en naar omlaag op de notenbalken beweegt.
Disharmonie
De ontwikkeling van hoogbegaafde leerlingen verloopt meestal niet gelijk in de verschillende ontwikkelingsdomeinen: ze hebben vaak een disharmonisch profiel. Aangezien er in de pianoles veel verschillende aspecten van leren en ontwikkelen aan bod komen, mogen we dat zeker niet uit het oog verliezen. Zo kan een leerling cognitief heel sterk staan en complexere structuren zoals toonladders en harmonie al op zeer jonge leeftijd of heel korte termijn begrijpen, maar motorisch nog niet in staat zijn om bijvoorbeeld toonladders in parallelle beweging te spelen. Het is dan vaak ook een uitdaging om materiaal te vinden dat aansluit bij de capaciteiten en noden van de leerling.
Ik bedien me vaak van methodes met zo weinig mogelijk tekst en die bij voorkeur uit enkel speelstukken bestaan. Ik vertrek dan vanuit het motorische aspect van piano leren spelen en zorg dat dit aansluit bij de motorische capaciteiten van de leerling. De muziektheoretische, muzikale en andere aspecten werk ik dan zelf uit aan de hand van wat de leerling op dat moment nodig heeft, aankan of zelf vraagt. Hoogbegaafde leerlingen kunnen namelijk van nature heel leergierig zijn en willen vaak alles weten. De kunst is dan om op een voor hen toegankelijke manier een antwoord op die vragen te geven. Verwijzen naar "dat zien we later in het boek nog en heeft nu geen belang" is een erg frustrerend antwoord en gaat naar alle waarschijnlijkheid de betrokkenheid van de leerling niet ten goede komen.

Figuur 6. Bij jonge leerlingen met kleine handspan en een motoriek die nog in volle ontwikkeling is, is het belangrijk om rekening te houden met die motorische ontwikkeling. Het gebruikte materiaal in de les moet in de eerste plaats daarop afgestemd zijn
Bij hoogbegaafdheid komen soms ook misdiagnoses voor. Zo is er een grote overlap tussen kenmerken van autisme, AD(H)D en hoogbegaafdheid. Sommige leerstoornissen, zoals bijvoorbeeld dyslexie, worden niet meteen duidelijk bij deze leerlingen omdat ze gecompenseerd kunnen worden door de hoge intelligentie. Het is belangrijk om hier aandachtig voor te zijn, soms een compleet andere aanpak te durven overwegen in overleg met de leerling/ouders, en hulp in te roepen van experten wanneer dat nodig is.
Zo werk ik op dit moment met een leerlinge met een erg hoge intelligentie in combinatie met ASS. In eerste instantie was de vraag van de ouders om haar zeker goed noten te leren lezen. We probeerden dit op verschillende manieren: flashcards , leesoefeningen die vertrekken vanuit enkele 'ankerpunten' op de notenbalk, noten luidop lezen terwijl je ze op de piano speelt, allerhande spelletjes, enz. Ze begreep heel goed het elflijnige systeem, maar het lezen en automatiseren lukte haar niet. Uiteindelijk schakelden we toch terug over naar werken op gehoor, dat was ook de manier waarop ze zichzelf enkele popnummers had leren spelen. Tijdens de les stond er wel vaak een leadsheet op het pupiter van de piano, maar dan eerder voor mezelf. Tot mijn grote verbazing zei ze plots: "Ik weet niet meer welke de volgende noot is die ik moet spelen, ik ga even kijken op de partituur." En zo was ze uiteindelijk toch aan het lezen.
Autonomie
Hoogbegaafde leerlingen hebben van nature vaak een sterke honger naar kennis en weten en willen begrijpen. Ze denken vaak heel snel, slaan tussenstappen over en leggen verbanden die niet iedereen meteen legt. Door de omgeving wordt dat echter niet altijd op prijs gesteld. Denk maar aan een klas in het dagonderwijs waar je 24 leerlingen hebt die allemaal moeite doen om de leerstof te verwerken en dan die ene 'wijsneus' die vragen stelt over aspecten die vaag met het lesonderwerp in verband gebracht kunnen worden maar vergezocht lijken. De kans dat deze leerling een bevredigend antwoord krijgt op z'n vragen is in deze context erg klein. Een hoogbegaafde leerling moet zich maar al te vaak aanpassen aan de verwachtingen die er zijn. Een hoogbegaafd persoon weet vaak maar al te goed wat sociaal wenselijk gedrag is en zal dat ook makkelijker vertonen, omdat dat meestal de weg van de minste weerstand is, terwijl dat eigenlijk tegen zijn of haar natuur ingaat.
In de pianoles hebben we het geluk dat we vaak in kleine groepen of individueel werken en het curriculum minder strikt is. Het is dus zeker mogelijk om in deze context wel rekening te houden met de specifieke vragen en wensen van de leerling en een lestraject uit te werken dat vertrekt vanuit de leerling zelf. Muziek is immers zo breed, zo divers, situeert zich op zo veel verschillende domeinen, dat het altijd wel mogelijk is om vanuit een vraag of opmerking van de leerling te werken en zo zijn of haar autonomie de ruimte te geven en dus hem of haar mee het leerproces te laten sturen. Op die manier ga je veel meer betrokkenheid creëren en wordt de intrinsieke motivatie om iets te leren aangewakkerd, en die heb je bij een hoogbegaafde leerling echt wel nodig om tot een succesvol leerproces te komen.
Als leerkracht moet je dan soms wel eens uit je comfortzone: vragen waarop je niet meteen een duidelijk antwoord kan formuleren, repertoire dat je minder goed beheerst, muziekstijlen die je minder goed liggen, … Wees hierover eerlijk tegen je leerling, authenticiteit is belangrijk. Zeg hem of haar dat je tegen de volgende les zal nadenken om een duidelijk en bevredigend antwoord te formuleren op de vraag. Vraag hem of haar om je bij te scholen over het repertoire dat hij/zij graag wil leren. Zeg hem/haar dat je graag die muziekstijl samen wil ontdekken, maar je hierin geen expert bent en dat als hij/zij hier verder in wil doorgaan je kan helpen zoeken naar een meer geschikte leraar. Het doet mij als leerkracht in elk geval ook zelf groeien. Ik leerde al veel bij over pop- en filmmuziek, ontdekte nieuw repertoire dat ik al snel ook bij andere leerlingen ging gebruiken, kreeg afspeellijsten doorgestuurd van een tiener met "muziek die je zeker moet kennen anders ben je niet cool" en verwees een leerling door naar een leraar met meer jazz-achtergrond, waardoor die leerling nu het gevoel heeft dat ie minder moet studeren dan bij klassieke muziek.
Hulp van ouders en de omgeving
Als pianoleraar zie je je leerling vaak maar een half uur of een uur per week. Dit is niet voor alle hoogbegaafde leerlingen voldoende. Vaak is er meer werk nodig om een hoogbegaafde aan het spelen en leren te krijgen. Hulp van de omgeving en ouders is dan ook heel belangrijk. Spreek met hen over wat je tijdens de les bespreekt met de leerling, opdat ze thuis in dezelfde lijn verder kunnen begeleiden. Benoem heel concreet op welke manieren ze kunnen begeleiden en ondersteunen, ook al zijn ze zelf niet muzikaal.
Vraag aan de ouders ook zeker input en hulp, zij kennen immers hun kind het best. Informeer geregeld hoe het oefenen thuis loopt, hoe zij het leerproces van hun kind ervaren, wat hun verwachtingen zijn in verband met de lessen, enz.
En bij volwassen leerlingen? Bespreek met hen wat zou kunnen helpen om hun leerproces zo efficiënt mogelijk te laten verlopen. Bekijk of en op welke manier hulp van hun omgeving ingeschakeld kan worden, of een oefendagboek kan helpen, of uitstelgedrag voorkomen kan worden door bijvoorbeeld al in het midden van de week een audio of filmpje naar je door te sturen met een tussentijdse stand van zaken. Wat mij als persoon enorm heeft geholpen in dit leerproces, zijn de inzichten rond yoga en meditatie, waarbij de weg belangrijker is dan het doel. Door deze lijn door te trekken naar muziek studeren, is mijn beleving van het instuderen en uitvoeren helemaal veranderd.
Conclusie
Veel slimme kinderen worden naar pianoles gestuurd voor een extra uitdaging, maar dit verloopt lang niet altijd vanzelf. Ook krijgen we soms leerlingen in de les die niet zo intelligent en eerder onhandig lijken, maar waarbij we de vinger niet kunnen leggen op welke aanpak voor hen wel zou kunnen werken. Volwassenen zijn vaak enthousiast om te starten met lessen, maar komen na verloop van tijd zichzelf tegen en twijfelen aan hun eigen capaciteiten omdat het oefenen niet altijd vanzelf loopt.
Bij hoogbegaafde leerlingen heerst de mythe dat leren gewoon vanzelf gaat en dat er geen inspanningen geleverd moeten worden. Niets is minder waar en het is vaak zoeken naar een juiste aanpak. Een (beperkt) theoretisch kader, concrete voorbeelden en ervaringen in dit artikel kunnen je hopelijk helpen om ook met deze doelgroep succesvol aan de slag te gaan. Al is er geen one-size-fits-all-aanpak aangezien er hele grote onderlinge verschillen kunnen zijn. Pianoles geven blijft op alle vlakken maatwerk, op eender welk niveau je leerling zich bevindt. Het is geen makkelijke opdracht, maar eens je het leren leren en leren oefenen bereikt met deze leerlingen, kan dit ook een stevige basis worden voor andere leerprocessen die ze in hun leven tegenkomen, en wordt het foutloos kunnen spelen van die Mozart-sonate eigenlijk bijzaak. Of zoals een hoogbegaafde leerlinge van me zelf aanvulde na het lezen van dit artikel: "Muziekles is natuurlijk een super goede manier om cognitief uitgedaagd te worden, maar voor mij is het nog veel meer dan dat. Het heeft me bijvoorbeeld heel erg geholpen om met dingen om te gaan die vaak bij hoogbegaafdheid komen kijken, zoals faalangst en perfectionisme."

Hester Lenaerts startte op zesjarige leeftijd met muzieken pianolessen. Later behaalde ze masterdiploma's piano en muziekpedagogie aan het Lemmensinstituut in Leuven (België). Na een korte ervaring in het gesubsidieerde muziekonderwijs startte ze haar eigen lespraktijk Piejaanoo. Wat begon als een kleinschalig initiatief voor pianolessen groeide uit tot een gevarieerd aanbod met naast die pianolessen ook een kinderkoor, kampen voor kinderen tijdens schoolvakanties, muzieksessies voor baby's, peuters en kleuters en diverse workshops in verschillende settingen. Ze houdt ervan zich steeds bij te scholen en te werken vanuit nieuwe concepten en inzichten. Zo volgde ze ook een opleiding tot kinderyogadocente bij Kreakatau, de verdiepingsopleiding cognitieve begaafdheid bij Hoogbloeier en de basistraining mindset bij Platform Mindset. Door haar individuele aanpak in haar pianolessen heeft ze heel wat leerlingen in haar klas die minder goed passen binnen het 'normale' stramien van een muziekschool, waaronder heel wat hoogbegaafde leerlingen.
[1] Het muziekonderwijs in België is anders georganiseerd dan in Nederland. Gesubsidieerde muziekscholen hebben een ruim aanbod met verschillende instrumentlessen, solfège-lessen, lessen samenspel en kamermuziek, muziekgeschiedenis, harmonieleer, enz. Daartegenover staan dan wel groepslessen, een vast leerplan en examens. Privélessen waren tot enkele jaren geleden eerder uitzonderlijk. In vergelijking met het deeltijds kunstonderwijs (DKO) zijn die veel duurder. De laatste jaren is er echter wel een opmars, mogelijks door veranderingen binnen de structuur en subsidiering van het DKO. Maar als je het aantal leraren in het DKO vergelijkt met het aantal privéleraren, vormt die laatste groep een grote minderheid.
[2] Hoving, Sonja, Toor, Karin van, 'Hoogbegaafdheid in de muziekles'. Piano Bulletin, 2017, nr. 1, pp. 38-45.
[3] Zie ook Vegter, Heleen, 'Mindset & complimenten'. Piano Bulletin, 2023, nr. 2, pp. 58-60.